skip to Main Content

Ik was betoverd toen ik Toscane ontdekte. Het begon met schilderijen en boeken. Maar die konden me slechts half overtuigen. Veel te mooi om waar te zijn, dacht ik bij mezelf. was het echt mogelijk? Bestond er dan een natuur die zonder zichtbare tussenkomst van de mens – zoveel leek op een eeuwenlang met liefde onderhouden tuin? Want zo zag Toscane eruit toen ik er voor het eerst kwam, meer dan dertig jaar geleden. Het was alsof ik thuis kwam in het huis van mijn dromen.

PanoramaToscaneWie zou er niet in de appel hebben gebeten die de slang Eva voorhield in deze prachtige, weelderige tuinen?

Deze getemde natuur is ook te zien in talrijke “Annunciaties”, het tafereel bij uitstek waarbij binnen en buiten met elkaar versmelten.

De natuur overwoekerde kloostergangen, veroverde paradijselijke moestuinen en veranderde het kleinste tuintje in een jungle… De natuur eiste haar plaats op in steden, drong binnen in de nederigste villa’s en heroverde overal verloren terrein. De muren die haar insloten, waren overvloedig begroeid met bloemen, vruchten en groen. Daarachter verrezen bomen die een soort mysterieus Elders suggereerden. De natuur, de echte, dook altijd op als een droomlandschap.

Vanuit de verte leken de heuvels te glimlachen. Ze nodigden uit tot strelingen en meer …. Her en der waren ze getooid met een waarlijk paradijselijke sinaasappel-boomgaard, een amfitheater van olijfbomen, mystieke kloostertuinen….Hoven van Eden waar genees-krachtige planten groeiden die alle lichamelijke en geestelijke kwalen konden verlichten.

Tijdens de Renaissance werd tuinaanleg tot schone kunst verheven. Men zag er een manier in om het leven beter te maken. De schoonheid van de natuur, zomaar uit het niets ontstaan, kreeg een andere rol toebedeeld. Ze streelde het oog, verrijkte de ziel en maakte aldus het denken vrijer. De neoplantonisten waren ervan overtuigd dat een prachtige omgeving tot hogere gedachten inspireerde en tot rust uitnodigde. Dat ze de vrede verheerlijkte en aldus oorlogen tegenhield. En ze hadden niet helemaal ongelijk, althans in hun tijd.

Die sprookjesachtige tuinen vormden slechts één facet van mijn Toscane. Alle grote steden hebben hun middeleeuwse of renaissancekern bewaard. Deze stedelijke centra met hun lawaai en opstoppingen, met hun overvolle decor dat getuigt van onze universele moderniteit hebben toch hun oorspronkelijke karakter weten te behouden. Op een bizarre en krachtige manier slagen ze erin om het verleden tot leven te wekken. Je kunt je proleemloos voorstellen hoe Leonardo te paard door de donkere straten de stad verliet om over de contado (het platteland) te galopperen. Of hoe Botticelli door de trieste, grimmige straatjes van Firenze naar de melancholisch meanderende Arno liep. Of nog hoe Uccello fantaseerde over zijn gevechten, liggend op een van de talrijke heuvels die de Leliestad Firenze stad omringen. En bijna voel je de hijgende adem van Lippi’s duivel in je nek. Streng, bedreigend en op sommige plaatsen angstaanjagend. Dit is Firenze nog steeds.

Verleidelijk, teder en innemend. Dat is Sienna. Deze steden hebben nog niets verloren van de aantrekkingskracht die in de Renaissance hun roem betekende. Tussen deze grote, mythische steden liggen weinig of geen lelijke voorsteden. Wel oeroude dorpjes die wille keurig uitgestrooid lijken op de heuvelflanken. Alsof ze al eeuwenlang ingeslapen zijn op dit uitgestrekte platteland, dat gevrijwaard bleef van de moderne tijd.

Ik zeg ‘mijn Toscanes’, meervoud, omdat ik er zowel de menselijkste als de meest abstracte landschappen ontdekte. Paradoxaal genoeg lijken de gelaatstrekken van de Toscanen gesculptuurd te zijn door diezelfde elementaire krachten. Ook vandaag herkent u tijdens een wandeling door Firenze of Sienna altijd wel een gezicht dat u al eerder zag op een schilderij in een museum. Je zou bijna denken dat de morfologie van de mensen hier eveneens geboetseerd is door het klimaat. Eeuw na eeuw worden landschap en gezichten bevloeid door dezelfde sappen. Een bijzondere sfeer, eenzelfde licht hullen hen in een gelijksoortige zachtheid.

 

Dé Toscaan bestaat in principe niet. Daarvoor leefde hij te verspreid. Maar Sienezen en Florentijnen lijken desondanks als het ware verstold in een steeds terugkerende geestesgesteldheid. De meisjes die nu door de straten slenteren, poseerden gisteren nog voor Rafaël. En ja, zonet glimlachte ik in de “trattoria” naar de heilige Anna van Andrea del Sarto. In de straten zie je het soort koppen dat Leonardo vastlegde in zijn beroemde grotesken, dezelfde ovale gezichten van jonge heiligen, identiek gekleurde orgen en haren. Als u hen wat beter leert kennen, kunt u zelf zien hoe de eeuwen ook hun karakter ongemoeid hebben gelaten. In Sienna zijn mensen nog altijd speels, in Firenze nog altijd cynisch. Enthousiast daar, nonchalant hier.

Behalve de eeuwige vrouwelijke heuvels en de weelderige steden die door de hele wereld aanbeden worden, zijn er ook de hooggelegen dorpen met hun patina van een lange, lange geschiedenis.

Fiesole is mijn lievelingsdorp; die bron van heiligheid voor Fra Angelico is nu een bron van eenvoudige, stille liefde voor verliefden. Wie dat al niet was toen hij of zij er aankwam, wordt het ter plaatse zeker wel. Verliefd. Op de Romeinse ruïnes, de tuinen met hun leibomen, de nederige kloostergang. Op de zachte, dorpse intimiteit die ontstond in lang vervlogen tijden. En daar beneden de lichtjes van Firenze, om te dromen van de grote stad zonder erin te verdwalen. Fiesole is als een belofte om een veilige haven te zijn, een schuilplaats op aarde, die ook werkelijkheid is geworden.

Het Toscaanse mirakel, namelijk de mirakuleuze ontwikkeling waardoor hier een eeuw eerder dan in de rest van Europa op het puin van de Middeleeuwen de Renaissance opbloeide die de basis zou leggen voor de Verlichting, dat mirakel is echt een ‘streekproduct’. Dat heeft minder met de bodem dan wel met dat bijzondere evenwicht tussen stad en platteland te maken, met de leibomen tegen stenen kantwerk…

Hier gedijt een natuur op mensenmaat. Die natuur is zo menselijk dat ze zich teder lijkt te buigen over de wieg van elke pasgeborene. Misschien verklaart dat wel waarom dit zakdoekgrote lapje grond in zulke korte tijd zoveel genieën heeft voortgebracht.

Toen rond 1400 Firenze als eerste stad een republiek werd, werd meteen ook respect betuigd aan elk van de onderdanen. Dit systeem wierp zijn vruchten af, en minder dan een generatie later weigerden de patriciers hun zonen naar het front te sturen. Jongens waren veel te kostbaar geworden om te sterven. Als er dan toch oorlog gevoerd moest worden, kon dat ook wel met huurlingen. En zo ontstond het fenomeen van de ‘condottieri’, die in ruil voor het gevaar dat ze liepen hun vrijheid konden verdienen. Als ze de oorlog overleefden, en dat deden velen, waren ze vrij, rijk en beroemd. Hun succes was zo groot dat ze op hun beurt een aristocratische klasse werden. Ludovico il Moro, die hertog van Milaan werd, is daar een goed voorbeeld van. Dankzij de onder zijn bewind heersende vrede kreeg hij de kans om Leonardo da Vinci te ‘maken’. Er kwam plaats voor een vrolijker, aangenamer leven. Een gay leven ook. De status van jongens was zo benijdenswaardig dat ze liever niet wilden trouwen maar in gemeenschap samenleefden. In het Duits betekende het woord “Florenzer” trouwens ‘homosexueel’! Ook een nieuw demografisch evenwicht was een van de mirakels van het quattrocento. Er gingen minder mensen dood en er werden minder kinderen geboren. Mensen waren welvarender en leefden langer. In de stad werden zonen grootgebracht als mooie, goede en gelukkige halfgoden, vrij genoeg om alleen op intellectueel gebied met elkaar te willen strijden.

Mensen zijn hier het product van deze onsterfelijke heuvels. Weinig landschappen en gezichten zijn zo trouw gebleven aan zichzelf, aan hoe ze ooit vereeuwigd werden door schilders en beeldhouwers. Men zou bijna denken dat ze die eigenschap tot kunst hebben verheven.

Back To Top
×Close search
Zoeken